Tranen van de feniks en ongeboren kinderen…

Wat maakt mij zo bang?

Dit was de vraag die Charlotte meenam naar haar (familie)opstelling.
Voor Charlotte  een vraag waar een antwoord op nodig was. Een intense vraag.

Elke dag was deze vraag aanwezig in haar leven. Op onverwachte momenten voelde ze angst en zat ze zonder duidelijke reden met een dekentje bibberend op de bank.
Deze angst had invloed op haar leven en haar werk. Focussen kostte haar moeite, keuzes werden gemaakt vanuit angst en in  relaties voelde ze naast het verlangen om te verbinden tegelijk ook de angst ervoor. 

Tijdens de opstelling ontvouwde het verhaal van de feiten,  zokwam met behulp van de feiten het verhaal van haar familie naar boven. Een verhaal waarin de niet-levende kinderen van de familie een centrale plek bleken te hebben.

Over haar niet geboren grote broer en jongere zus, die na een miskraam toch geen onderdeel mochten uitmaken van het gezin.
Haar tante, de zus van haar moeder, die op 8-jarige leeftijd verdronk. Waardoor de moeder van Charlotte zelf ook een deel van zichzelf verloor, verdronk in verdriet.

Deze tante en Charlotte droegen dezelfde naam. Door de vernoeming was de Charlotte die de vraag kwam stellen, ook in naam verbonden aan de verdronken tante.

Waarom ben ik zo bang? En: van wie is die angst eigenlijk?
Van mij, of misschien van de verdronken tante Charlotte? De angst van haar moeder? Zij die haar zus had verloren op het strand aan de opkomende vloed?

Want ook al zijn ze er fysiek niet meer, de zielen van abortussen, gestorven kinderen en miskramen tellen mee.
In de onderstroom van de familie, van het gezin, nestelen ze zich. Al de verhalen die er zijn en er toe doen, maar niet tastbaar zijn, zijn wel voelbaar in de onderstroom.

Door deze familie opstelling kregen deze zielen een plek. In het gezin, en in het bewustzijn van Charlotte. De onderstroom kan dan boven komen en worden gezien.

In de onderstroom werd zichtbaar hoeveel invloed overleden familieleden op het leven (blijven) hebben. Het voelen van het gemis, het aankijken van de onmacht van de moeder. De warme hand op de rug van de verdronken zus, tante Charlotte,
De jongere broers, die na Charlotte werden geboren en die duidelijk voor het leven konden ‘kiezen’, want Charlottte zorgde voor de overleden zielen en droeg het verdriet en de angst. Dankjewel Charlotte, wat een klus. Nu mag je het loslaten. Het is niet aan jou.

De tranen die Charlotte huilde, waren als de tranen van de Feniks, zo helend. Er kwam rust, door het zien van de waarheid van het geheel.

De waarachtigheid ontroert.

Dat maakte mij dus zo bang.
 
Er valt iets op zijn plek. Het lichaam weet, de tranen helen, liefde stroomt.
Het brein is stil.
Erkenning voor dat wat is en is geweest en niet zichtbaar is maar wel voelbaar.
Iets wezenlijks is verschoven in de onderstroom.

En daarmee verschuift de bovenstroom, dat wat zichtbaar is. Charlotte kan vrij door het leven. Zij draagt haar eigen aandeel verdriet en angst en niet dat van haar moeder en tante. Ze voelt zich lichter, vrijer. Ze heeft zin om naar buiten te gaan, om uit haar eigen naam te leven.

Zeer terecht dat begin 2019 de wetgeving is aangepast. Ongeboren kinderen worden erkend en mogen worden bijgeschreven in het bevolkingsregister. Dat geeft erkenning en komt er rust in de basis.

Zo klopt het.

 

Aangeraakt en Aandacht

Natuurlijk streef je als moeder naar het beste voor je dochter. Echter, wanneer je als moeder je eigen pijn niet hebt verwerkt of je nog worstelt met de offers die je hebt moeten maken, kan je steun als moeder aan je dochter doordrongen zijn van boodschappen die onbewust gevoelens van schaamte, schuld, of verplichtingen teweegbrengen.

Deze boodschappen sluipen vaak onopgemerkt binnen, soms verpakt in kritiek of het verborgen ophalen van complimenten. Het gaat niet zozeer om de exacte bewoordingen, maar eerder de onderliggende energie, die soms verborgen wrok kan bevatten, die wijzen op ‘gemis’ van moeder.

Als dochter wil je niet het gevoel hebben dat je de liefde van je moeder verliest. Daarom ga je ermee aan de slag, probeer je haar te behagen, je aan te passen, en onbewust neem je beperkende overtuigingen over, uit loyaliteit naar je moeder toe. Dit is dan een vorm van emotioneel overleven. Het kan voor jou als dochter ontmoedigend zijn om je volledige potentieel te benutten, omdat je het risico loopt op afwijzing door je moeder.

Deze dynamiek kan worden doorgegeven aan volgende generaties, zelfs wanneer je als moeder juist graag wil dat jouw dochter haar volledige potentieel leeft en benut. Dan straal je toch de tegengestelde boodschap uit, in de onderstroom voelbaar voor de ander.

Herken je dit? Maar ja, hoe kom je er van af! Hoe heel je deze ‘moederwond’. Dat is een interessante weg, een weg van zelfbewustzijn. Er zijn vele wegen die naar Rome leiden, de weg naar binnen is de weg om te helen. Het opstellingenwerk, systemisch werk is zo’n weg naar binnen, waarin het aannemen van je ouder, het aannemen van je moeder een onderdeel is. Je moeder zet je op de wereld, als je haar kan aannemen met alles wat er is (en niet is of was), kan je het leven ten volle omarmen. Omarm het leven door het lot van je moeder bij je moeder te laten en haar te (h)erkennen. 

Op de foto: Mijn moeder helpt me met mij met mijn T-shirt. Hoe oud zal ik hier zijn…Haar liefdevolle aanraking is zichtbaar voelbaar. Ik werk helemaal niet mee, heb mijn kin naar beneden en ik houd het T-Shirt tegen. Mijn broer achter me helpt me ook. Ik houd het gewoon even in stand, deze aanraking en koestering, deze aandacht. Wat een rijkdom.